- A-stam
- B-stam
- C-stam
- D-stam
- E-stam
- F-Friese tak
- G-stam
A-stam of Delflandse Genealogie Van der Kooij
Stamvader Pleun Michielsz De bakermat van het geslacht van der Kooij, beschreven in Genealogie A, ligt in Delfland, in hart der provincie Zuid-Holland. De streek wordt in een oude beschrijving als volgt geschetst: “Delfland, de naem voerende van haere hooftstadt Delft, is een van de vruchtbaerste quartieren daer men nu af weet/werdt in ’t Noordwesten bespoelt van de Noordzee, in ’t Zuijdwesten van de Maze, in ’t Noordoosten paelt het aen Rhijnlandt, en in ’t Zuijdtoosten aen Schielandt, van daer strechkende door een gedeelte van een dorp en de Ambachtsheerlijksheijt van Ouderschie/de Standt Delft toebehoorende/Zuijdtwestelijck aen tot dicht onder de muijren van de Stadt Schiedam/begrijpt in zich omtrent 36000 Mergen landts/soo wel tot bouwen als tot weijden dienstich” (b01). Hier werd meer dan vierhonderd jaar geleden, omstreeks 1557 (b02), op de uiterste oostgrens van Delfland in de ambachtsheerlijkheid Overschie een jongske geboren, dat Pleun werd genoemd. Hij werd waarschijnlijk nog op Roomse wijze binnen enkele uren na zijn geboorte door de pastoor gedoopt. Zijn ouders Michiel Harmensz. (b03) en Aefgen Grabelsdr. (b04) waren eenvoudige welgestelde boerenmensen, die in de polder Schieveen een boerderij “Het Huijsweer” bewoonden, die ongeveer 32 morgen groot was. Veel is van hen niet bekend. Michiel Harmensz. is vermoedelijk omstreeks 1524 (b03) geboren en was dus bij Pleun’s geboorte ongeveer 33 jaar oud. Hij bereikte een zeer hoge leeftijd, want in 1616 leefde hij nog en was toen “omtrent twee ofte drie ende tnegentich jaeren out” (b03).![](/cms/wp-content/uploads/2019/09/A-stam_De-drie-Schieen.png)
![](/cms/wp-content/uploads/2019/09/A-stam_Polder-Schieveen.png)
B-stam of Alblasserwaardse Van der Kooij
Hoewel ook dit geslacht zijn familienaam vrijwel zeker heeft ontleend aan een eendenkooi is er geen voorvader met het beroep van kooiker gevonden. Het lijkt erop dat de Ablasserwaardse Claes Jacobsz. zelf of zijn ouders uit het stadje Nieuwpoort zijn gekomen. Daarom wordt aangenomen dat de, tussen de rivieren de Lek en de Merwede gelegen Alblasserwaard de bakermat is van dit geslacht, een geslacht dat veel riviervissers en griendwerkers heeft voortgebracht.
De riviervissers hebben indertijd met de visvangst goed hun brood kunnen verdienen. In 1909 woonden er in Hardinxveld nog 180 beroepsvissers. De laatste zalmen werden in 1955 op de visafslag te Hardinxveld aangeboden.
De griendwerkers kapten in de uiterwaarden het rijshout waarvan dan een vlechtwerk (een “tuin”) gemaakt werd dat vervolgens een basis vormde bij de aanleg van waterkeringen en dijken. Van griendwerker naar dijkwerker is maar een kleine stap.
De op 8 maart 1792 te Giessendam geboren Jacob Jacobsz. van der Kooij was dijkwerker van beroep. In het jaar 1835 werden de plannen om de buitengronden tussen Texel en Eijerland van be-dijking te voorzien, uitgevoerd. In die tijd vestigden Jacob en zijn vrouw Grietje Didenburg zich, met hun kleine kinderen, op Texel. Hun zoon Geerit trouwde later een Vlielandse vrouw Grietje Zeilmaker waarna zij zich omstreeks 1867 op Vlieland vestigden. Daar werden zij, abusievelijk in de Burgelijke Stand opgenomen onder de geslachtsnaam “van der Kooi”.
Hoewel ook dit geslacht zijn familienaam vrijwel zeker heeft ontleend aan een eendenkooi is er geen voorvader met het beroep van kooiker gevonden. Het lijkt erop dat de Ablasserwaardse Claes Jacobsz. zelf of zijn ouders uit het stadje Nieuwpoort zijn gekomen. Daarom wordt aangenomen dat de, tussen de rivieren de Lek en de Merwede gelegen Alblasserwaard de bakermat is van dit geslacht, een geslacht dat veel riviervissers en griendwerkers heeft voortgebracht.
De riviervissers hebben indertijd met de visvangst goed hun brood kunnen verdienen. In 1909 woonden er in Hardinxveld nog 180 beroepsvissers. De laatste zalmen werden in 1955 op de visafslag te Hardinxveld aangeboden.
De griendwerkers kapten in de uiterwaarden het rijshout waarvan dan een vlechtwerk (een “tuin”) gemaakt werd dat vervolgens een basis vormde bij de aanleg van waterkeringen en dijken. Van griendwerker naar dijkwerker is maar een kleine stap.
De op 8 maart 1792 te Giessendam geboren Jacob Jacobsz. van der Kooij was dijkwerker van beroep. In het jaar 1835 werden de plannen om de buitengronden tussen Texel en Eijerland van be-dijking te voorzien, uitgevoerd. In die tijd vestigden Jacob en zijn vrouw Grietje Didenburg zich, met hun kleine kinderen, op Texel. Hun zoon Geerit trouwde later een Vlielandse vrouw Grietje Zeilmaker waarna zij zich omstreeks 1867 op Vlieland vestigden. Daar werden zij, abusievelijk in de Burgelijke Stand opgenomen onder de geslachtsnaam “van der Kooi”.
C-stam
De eerste persoonsnamen van deze Genealogie zijn gevonden in de doop-, trouw- en begraafboeken (dtb) van de rooms- katholieke kerk te Voorburg. Als “stamvader” is gevonden Leendert Pietersz. van der Kooij, die op 8 mei 1695 te Voorburg trouwde met Marijtje Cornelisdr. Wassenaar. Na haar overlijden hertrouwde Leendert met Jannetje Harmensdr. van Boshuijsen.
Naast de gegevens in de dtb boeken van Voorburg is het oudst bekende stuk, waarin Leendert Pietersz. van der Kooij wordt genoemd, een ongedateerd request, waarin hij aan de schout en het gerecht van Voorburg verzoekt een mede-voogd over zijn drie minderjarige kinderen aan te stellen, in verband met het overlijden van zijn vrouw Marijtje Cornelisdr. Wassenaar. Het verzoek is bewilligd op 20 februari 1705. Volgens een akte gedateerd op 17 april 1705 uit het weeskamer-archief van Voorburg belooft Leendert Pietersz. van der Kooij, dan weduwnaar van Marietje Cornelisdr. Wassenaar, zijn kinderen Pieter (ca. 9 jaar), Maritie (ca. 5 jaar) en Cornelis (ca. 3 jaar), eerlijk te zullen opvoeden en te onderhouden en hen op de leeftijd van 20 jaar een bedrag van 6 Karolusguldens te zullen uitkeren. Als comparant van moederszijde van de kinderen is Pieter Cornelisz. Wassenaar aanwezig.
Van de zeven kinderen van Leendert Pietersz. van der Kooij zijn er vier gehuwd. Van de jongste zoon Joannes (Jan) zijn de meeste gegevens over diens doen en laten bekend. Alle thans nog levende personen met de naam van der Kooij, die tot Genealogie C behoren stammen af van Jan Leendertsz. van der Kooij. Deze naamgenoot heeft vrijwel zijn hele leven (hij werd ruim 93 jaar!) in Wassenaar gewoond; vele van zijn nakomelingen wonen tot op de dag van vandaag nog steeds in Wassenaar.
Van een verbinding tussen Genealogie C en Genealogie D is tot op heden niets gebleken.
D-stam of Wassenaarse Van der Kooij
Deze stam begint, vermoedelijk, met Jacob Ariënsz. (van der) Kooij, geboren te Voorschoten omstreeks 1634. Hij huwde op 2 februari 1659 met Neeltgen Jacobsdr.. Er zijn aanwijzingen dat Gerardus (Gerrit), die geboren werd op 30 maart 1663 te ‘s-Gravenhage, hun zoon is. In het notarieel archief van ‘s-Gravenhage bevindt zich een akte van procuratie, gedateerd 7 november 1678 in verband met een te voeren proces van de houtvesterij van Holland en West-Vriesland tegen de in die akte als gegijselden genoemden Gerrit Jacobsz. Koij, zoon van , – en Claes Leendertsz., knecht van Jacob Arentsz. Koij. In het archief van genoemde houtvesterij (periode 1675-1683) wordt dit proces vermeld. Daaruit blijkt dat Gerrit Jacobsz. Koij, de minderjarige zoon van Jacob Arentsz. Koij, met Claes de knecht op 14 juni 1678 ’s nachts omtrent 12 uur zijn betrapt op het onbevoegd jagen met een hond en het vangen van een konijn in het gepachte duin van Leendert Harpertsz. Als nadere adresaanduiding van Jacob Arentsz. Koij wordt “De Aschhoop” genoemd.
Volgens een akte uit 1606 blijkt dat deze “Aschhoop” in het ambacht Wassenaar ligt. Jacob Adriaansz. woonde in Wassenaar aan de Deijl, waar Gerrit Jacobsz. later ook woonachtig was. Waarschijnlijk leggen deze gegevens met die over de “kleine criminaliteit uit de 17e eeuw” en verbinding tussen Adriaan Cornelisz. Coij en Gerrit Jacobsz. van der Kooij als diens kleinzoon.
E-STAM of Flakkeese Van der Kooij
Leenders Paulusz,, geboren te Heerjansdam op 6 februari 1656 heeft zich “Vogelaar” genoemd. Ook zijn zoon Paulus Leendertsz. noemde zich zo. Beide personen hebben zich zo genoemd (of ze werden zo aangeduid in hun omgeving) omdat zij het beroep “Vogelaar” uitoefenden, of omdat zij dat beroep als “nevenberoep” hadden. De woorden “Vogelaar” (= vogelvanger) en “kooiker” zijn vermoedelijk namen voor hetzelfde beroep; het is dus niet zo vreemd dat de kleinzoon van Leendert Paulusz., ook Leendert genaamd zich (van der Kooij) noemde. Deze Leendert werd geboren op 1 januari 1797 te Middelharnis.
F-Friese tak
Begin tachtiger jaren van de vorige eeuw verhuisden veel medewerkers van de PTT min of meer gedwongen naar Groningen. Onder hen was Peter van der Kooij uit Den Haag die in Eelde neerstreek.
Hij kwam in aanraking met veel naamdragers Van der Kooi(j) en dat bracht hem ertoe een oproep te doen o.a. in ‘De Eendenkooi’ om met hem contact op te nemen. Dat heeft hij geweten! Er kwam zoveel op hem af dat het bijna ondoenlijk was een en ander in goede banen te leiden. Hij slaagde erin een werkgroep te formeren om zo het onderzoek in goede banen te leiden en zo werd in 1985 de zgn Friese tak van de Stichting Familie Van der Kooi gestart.
De naam is ietwat misleidend omdat al snel duidelijk was dat er van één tak geen sprake was en bovendien er ook veel Groningse achtergronden waren. Het zou dan ook beter zijn het te hebben over een Noordelijke afdeling van de Stichting. Er werden al vrij snel een vijftigtal afstammingslijnen gevonden wat ook logisch is gezien het grote aantal eendenkooien die zich oorspronkelijk in Noord Nederland bevonden. Ook toen in 1811 de akte van naamgeving ten uitvoer kwam meenden velen nog een band te hebben met het beroep van hun voorouders. De naam Van der Kooi en Van der Kooij kwam veelvuldig voor en later ook Van der Kooy, vaak veroorzaakt door schrijffouten van een ambtenaar of het met een Y ‘duurder’ willen laten voorkomen.
Het bleek dat een aantal amateurgenealogen al veel onderzoek had gedaan naar hun afstamming en zij waren bereid hun gegevens in te brengen. Daardoor kon het aantal lijnen terug worden gebracht naar de huidige 21.
Wel is gebleken dat er op de een of andere manier contacten zijn geweest tussen de verschillende Van der Kooi(j)-lijnen. Mogelijk is er sprake geweest van een beroepsvereniging. Kooikers zonen uit bijv. lijn A trouwden met kooikers dochters uit een andere lijn waardoor afstammingslijnen ineen liepen.
Van de nu bestaande 21 afstammingslijnen, die uitsluitend de mannelijke lijn volgen, heeft het onderzoek resultaat gehad tot in de 16e en 17e eeuw en zijn de gegevens in een computerbestand opgeslagen. Gegevens zijn op te vragen bij Janke Althuisius, die verantwoordelijk is voor het bijhouden van het systeem. Naast het persoonsonderzoek heeft de afdeling veel onderzoek gedaan naar de oorspronkelijke eendenkooien waar de achternaam aan zou zijn ontleend. Veel zijn er niet meer maar een aantal bestaan nog, deze zijn gerestaureerd en vallen onder natuurmonumenten (it Fryske Gea).
Een uitgebreid onderzoek naar een eventueel bestaand wapen heeft twee resultaten opgeleverd.
Het linkse wapen behoort tot een familie van eigengeërfden en artsen wonende op Osingastins in Dronrijp. We vinden deze familie terug als F.l met stamvader Hendrick Jans die in 1620 met Jels Boodses trouwde. De Friese halve adelaar is prominent aanwezig. Datis ook zo op het rechts staande wapen waarin de naam Van der Kooi is aangegeven. Naspeuringen hebben tot nu toe dit wapen niet kunnen plaatsen.
Op dit moment bevinden zich 8811 personen in het Noordelijk register. Als u denkt daar bij te horen laat het weten via: friesetak@stichtingvanderkooij.nl
G-STAM of Dordrechtse Van der Kooij
In het huwelijksboek van Dubbeldam staat genoteerd dat op 7 mei 1662 Steven Cornelisse van der Ko(o)ij trouwde met Janneken Areijnse. Vier keer wordt een kind gedoopt met de naam Cornelis. De laatste, gedoopt op 30 november 1670, werd volwassen. Daarnaast werden er nog een zoon en twee dochters geboren waarvan geen gegevens bekend zijn. De naam Van der Koij kan verwijzen naar de eendenkooi die gelegen was op de Kop van ’t Land, een deel van de Biesbosch die ontstond na de St. Elizabethsvloed in 1421. Op een kaart van het gebied is een eendenkooi te onderscheiden met vier vangpijpen. Cornelis van der Koij trouwde in Dordrecht op 11 oktober 1693 met Maria de Rouw en vestigde zich in die stad. In het huwelijk werden zeker vijf zonen en een dochter geboren. Twee zonen zorgden voor nageslacht. Tot en met de 11e generatie zijn bij onze Stichting de nazaten bekend.